een-reiscolumn-van-onze-correspondent-dr-marc-cosyns-bezoek-aan-dr-kollwitz-en-zijn-vrouw

26 januari 2018    

Berlin, 18/01. We zijn uitgenodigd voor het Berliner Festspiele Tanzspecial. En ook voor Berlin Fashion Week delen onze gastvrouwen met een smiley mee. Ze kennen ons modebewustzijn in het kader van Schone Kleren Campagne. Het is geleden van 2006 dat we samen Berlijn bezochten.
Toen was de stad in de ban van Berthold Brecht, 50 jaar na zijn overlijden. Dit jaar zien we geen herdenkingsaffiches. 1918 wordt hier niet ‘gevierd’. We logeren in de Meinekestrasse. Friedrich Meinecke was een historicus, beroemd om zijn ‘Ideengeschichte’ maar toch wat verbrand om zijn antisemitische uitspraken, vertelt mijn partner-historica nog voor ik kan vragen wat Meineke betekent. Mij doet het denken aan Heineken maar zoiets zeg je niet in Duitsland waar niemand Heineken drinkt, zeker niet in Berlin waar craftbier en microbrouwerijen ‘hot’ zijn, zelfs meer en meer met niet-alcoholische varianten.
Op het internet staat Meineke voor Auto Repair Services, maar wij gebruiken openbaar vervoer en stadsfiets. Meineke blijkt een filoloog te zijn, lezen we in ‘Berlijn, leven in een gespleten stad’ en leren we later van Piet de Moor in het attractieve Literaturhaus. Vlakbij is het Käthe Kollwitzmuseum. Daar wordt 1918 vermeld met een open brief die Käthe Kollwitz laat publiceren in de socialistische krant Vorwärts begin oktober: “Es ist genug gestorben! Keiner darf mehr fallen!” Als moeder van een achttienjarige oorlogsvrijwilliger, gevallen in de aanval op Diksmuide in oktober 1914, wil zij haar persoonlijk verdriet maatschappelijke betekenis geven. Wie kent niet het treurende ouderpaar op het Deutscher Soldatenfriedhof Vladslo? Käthe en haar man Karl knielen er in steen voor 25.638 gesneuvelde Duitse soldaten, waaronder hun zoon, aangrijpend bezongen door Willem Vermandere.
Het Käthe Kollwitzmuseum bevindt zich niet op de Käthe Kollwitzplatz maar in de Fasanenstrasse, in het rijke negentiende-eeuwse Charlottenburg. Een wijk die nu vooral bekend staat voor extreme behoeftigheid als pijnlijk voorbeeld van blijvend groeiende armoede in het rijkste en economisch meest krachtige land van Europa. Er staan wekelijks langer wordende rijen voor de voedselbank van de Tafeln in de evangelische Trinitatiskirche.
Zo divers als het aanbod van het voedsel is, zo divers zijn ook de klanten: migranten, asielzoekers, gepensioneerden, alleenstaande mannen, moeders met kinderen. Ze laten hun kaart zien, betalen 1 euro en schuifelen met grote plastic tassen, rugzakken, kinderwagens en rollators langs de tafels. Vijftig vrijwilligers in rode schorten weten welk en hoeveel voedsel iedereen krijgt. Käthe Eckerle die de voedselbank in Charlottenburg leidt, voelt zich een beetje als haar idool Käthe. Kollwitz zag en deelde de armoede van de moeders met kinderen in de arbeiderswijk Prenzlauer Berg, de patiënten van haar man Karl, die er als huisarts werkte. Beiden zetten zich in voor de sociaaldemocratie en de vrouwenbeweging. Käthe werd zo gegrepen door de sociale noden, maar ook door de verbondenheid tussen moeder en kind, dat dit het ultieme onderwerp werd van haar etsen en grafische ontwerpen.
Ik huiver bij het aanschouwen van zoveel trieste schoonheid die een warme troost uitstraalt, zelfs wanneer ‘Tod’ de kinderen komt halen. Ik vraag me af hoe Käthe de armoede, mistroostigheid, verslavingsproblematiek in onze wijk anno 2018 zou etsen. Hoe Karl het zou aanpakken, als solo-arts, in een groepspraktijk of een wijkgezondheidscentrum? Of ze tussen de patiënten zouden wonen of zich beperken tot er te werken, zoals ik nu doe. Karl maakte als een van de eersten gebruik van de door Otto von Bismarck geïntroduceerde ziekteverzekering, het eerste Europese systeem van ziekteverzekering waarin werknemers en hun familie tegen ongevallen, ziekte en ouderdom werden beschermd door de overheid. Tijdens de Weimarrepubliek engageerde Karl zich ook in de partijpolitiek en in de ‘Deutschen Liga für Menschenrechte’. Käthe kreeg meer en meer erkenning, tot haar werk in 1933 ‘entartet’ werd verklaard. De nationaalsocialisten zetten haar uit de Berlijnse Academie, waar zij sinds 1928 hoogleraar van de grafische afdeling was. In 1936 kreeg zij definitief expositieverbod. Rond 1938 kreeg ook Karl het verbod om zijn praktijk als arts voort te zetten, maar hij mocht met Käthe in Berlijn blijven wonen, ‘kaltgestellt’. Na een mislukte oogoperatie van cataract is hij net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog overleden.
Ik ken veel etsen van Kollwitz, sommige zouden nu kunnen getekend zijn. Ik had reproducties hangen in onze studentencommune in Leuven anno 1973. ‘Nie wieder Krieg’ had er een ereplaats. Een ets van haar man was mij echter onbekend. Ik verstilde toen ik bijna op het einde van de tentoonstelling die ets van Karls aangezicht zag, getekend voor en na zijn dood. Als een empathisch onderzoek van zijn sterven.
s’ Avonds gingen we naar het ‘Requiem pour L’, een bewerking van het Requiem van Mozart, luisteren, kijken en zag ik Karl, Käthe, hun twee zonen weer tot leven komen.

deze column verscheen in MQ op 24 Januari 2018
https://www.mediquality.net/nl/web/MediQuality/-/een-reiscolumn-van-onze-correspondent-dr-marc-cosyns-bezoek-aan-dr-kolwitz-en-zijn-vrouw;jsessionid=F8AAAE4AB0F33469A8ADAEDE9BACF586

  /  

0 REACTIES

LAAT HIER EEN REACTIE NA
You filled this out wrong.
You filled this out wrong.
You filled this out wrong.
You filled this out wrong.